Schooluitval stijgt in Vlaanderen, motivatie en welbevinden kennen een omgekeerde trend. Hoe gaan we in gesprek met 10-14-jarigen dat verder gaat dan “school is saai”? Hoe spreken we hun creativiteit en verbeelding aan en komen we tot oplossingen voor meer motivatie, die we in de praktijk kunnen brengen?
We gaven 208 jongeren het woord via verschillende tools: striptekenen, photovoice en theater (zogenaamde “arts-based-research"), maar ook via apps en een verscheidenheid aan brainstormmethodieken hadden we het over oplossingen voor motivatie.
De uitdaging: Proactieve focus op welbevinden en motivatie op school
Europa ambieert om tegen 2030 het vroegtijdig schoolverlaten terug te dringen tot onder de 9%. Vlaanderen heeft daarin nog een lange weg af te leggen, met momenteel 12% vroegtijdig schoolverlaters of in steden als Gent tot 16.4%. Europa pleit voor meer aandacht voor welbevinden, om zowel schoolse motivatie als prestaties te bevorderen en zo schooluitval te voorkomen [1].
De overgang van de lagere school naar het gefragmenteerde middelbaar onderwijs blijkt een cruciale fase voor de motivatie en het welbevinden. In het eerste jaar secundair is er nog een positieve trend vast te stellen, maar in het tweede jaar dalen beiden sterk, in de verschillende studierichtingen [2]. Proactief inzetten op welbevinden en motivatie is dus belangrijk om leerlingen betrokken te houden en vroegtijdig schoolverlaten te vermijden. Dat proactief werken heeft nog een bijkomend voordeel, want wanneer je pas ingrijpt als er zichtbare problemen zijn, wordt dat eerder als een straf, dan als een ondersteuning ervaren en is daarom zelden effectief [3].
Daarbij komt nog dat interventies die inzetten op motivatie, extra belangrijk zijn voor jongeren uit maatschappelijk kwetsbare leefsituaties. Leerlingen met een migratieachtergrond of een lagere socio-economische status bijvoorbeeld, zijn over-gerepresenteerd in de groep vroegtijdige schoolverlaters. Ze worden vaker naar de B-stroom georiënteerd, ook indien ze geen vertraging hebben opgelopen [4] In de B-stroom is de binding met school, alsook de motivatie doorgaans lager en ervaren jongeren meer zinloosheid met betrekking tot je inzetten voor school [2;5].
Hoe zorgen we nu voor meer intrinsieke motivatie? De zelfdeterminatietheorie [6;7;8] geeft aan dat er moet voldaan zijn aan de psychologische basisnoden voor autonomie, verbondenheid en competentie.
Creatief aan de slag
Tot zover de theorie, maar wat vinden jongeren daar nu zelf van? Vanuit de innovatiehub, verbonden aan het Steunpunt Diversiteit en Leren (UGent) en in samenwerking met Stad Gent, gingen we samen met alle betrokkenen (leerlingen, ouders, jongerenwerkers, onderwijsprofessionals etc) op zoek naar manieren om schoolse motivatie bij tieners te stimuleren. Daarbij maken we gebruik van de onderzoeksmethodiek van een “living lab”, waarbij nieuwe innovatieve concepten samen met maatschappelijke partners en burgers worden ontwikkeld, als antwoord op een gedeelde uitdaging. In eerste instantie wordt in zo een living lab de uitdaging verkend en uitgediept, dan verder gedefinieerd. In een volgende fase wordt een experiment bedacht en ontwikkeld, getest in de praktijk en geëvalueerd. Innovatie en co-creatie staan daarbij centraal en in elke fase van het onderzoek zijn jongeren, als onderwerp van de motivatie-uitdaging, dan ook aan het woord.
Samen met de jongeren, gingen leerkrachten, academici, brugfiguren, jongerenwerkers, Onderwijscentrum Gent (OCG), welzijnswerkers en burgerbewegingen, in die eerste verdiepende fase, in op motivatie (via diepte-interviews (N=10) en focusgroepen (N=6)). 52 jongeren deelden daarnaast hun kijk op motivatie aan de hand van “arts-based research”. Daarbij hanteerden we drie verschillende methodieken.
In eerste instantie organiseerden we workshops striptekenen: Jongeren tekenden zichzelf op school, gevolgd door een tegenspeler (een belangrijke figuur op school, onder meer: de LO-leerkracht, een brugfiguur, een medeleerling of de klasleerkracht), en dan de context van de ideale school, om zo tot een verhaal te komen. Deze stripverhalen waren een ideaal startpunt om dieper in gesprek te gaan met jongeren over het motivatie-onderwerp. De afwisseling tussen tekenen en gesprek zorgde voor een goede dynamiek. De verschillende dimensies van de tekeningen zorgden voor variatie en diepte in het gesprek.
We gebruikten ook woord en drama, gebaseerd op de methodiek van “theatre of the oppressed” om zo tot diepgaandere conversaties over motivatie te komen. We stelden vast dat het makkelijker is om met een concreet voorwerp in de hand (zoals een stripverhaal) het gesprek aan te gaan. Daarnaast was het voor de jongeren een grotere stap uit de comfortzone om toneel te spelen dan strips te tekenen of foto’s te maken. Toch maakte deze expressievorm, eens de drempel overwonnen, verhalen en emoties los.
Tot slot kregen jongeren enkele dagen de tijd om zaken te fotografen die hen motiveren, zo werden ze echt proceseigenaar en kregen ze voldoende ruimte om hierover na te denken. Op basis van de foto’s ontstonden conversaties en gaven we diepere betekenis aan onze ideeën. De foto’s maakten een eerder abstract concept als motivatie tastbaar en de conversatie meer toegankelijk.
Deze “arts-based research” methodieken zijn enorm interessant, omdat het een minder talige manier betreft om in gesprek te gaan. Zo voorkomen we communicatieproblemen voor jongeren die onder meer het Nederlands minder machtig zijn. Het is een manier om jongeren meer controle te geven over het proces en hen op die manier sterker te betrekken en te engageren. Het zorgt er ook voor dat jongeren niet onderworpen worden aan intimiderende processen of een complexe en steriele onderzoeksomgeving. De methodieken zijn ook zeer geschikt om dieper in te gaan op moeilijke onderwerpen en emotionele reacties te ontlokken of om de conceptualisering van ideeën te vergemakkelijken [9].
Het kunnen interessante manieren zijn om in de klas mee aan de slag te gaan, om ook de minder spraakzame leerlingen zich te laten uitdrukken of om diepgaander in gesprek te gaan over moeilijkere onderwerpen. Door leerlingen bijvoorbeeld zelf foto’s te laten trekken van zaken die ze met een onderwerp associëren, geef je ze eigenaarschap over het proces en geef je hen de tijd (die ze nodig hebben) om na te denken. Een goede vraagstelling bleek daarbij erg belangrijk, niet te vaag, niet te concreet, genre “trek foto’s van zaken die je blij maken en motiveren”. Dat brengt veel verhalen en gevoelens naar boven en door het gesprek verder te openen, denken we een stap verder na over welke elementen daarin essentieel zijn.
Brainstorm anders bekeken
Samengevat komen uit al deze gesprekken vijf cruciale elementen naar voor om jongeren te motiveren: (1) kwalitatieve relaties tussen leerkrachten en leerlingen en gewaardeerd worden voor wie je bent (2) het belang van groepsdynamiek, menselijke interacties (3) geen (impliciet) racisme en discriminatie (4) vertrekken vanuit de interesses van de studenten met een link naar de echte wereld en in contact met andere organisaties (het idee van een “extreem Brede School”) en (5) een duidelijke structuur en regels die in co-creatie zijn opgesteld.
Met deze prioriteiten in het achterhoofd, gingen we de volgende fase van het living lab in en bedachten we samen met een ontwerpgroep van leraren(opleiders), ouders, jongeren, stadsdiensten, brugfiguren, Brede School, jongerenorganisaties en sociale actoren mogelijke oplossingen voor dit gelaagde probleem van motivatie. In dit stadium namen jongeren het woord tijdens brainstormsessies in meer dan 3 klassen (n=60) in verschillende scholen. Daarnaast participeerden 96 jongeren in een projectdag rond motivatie, waar ze de experimenten verder uitwerkten. Aan de stemming voor het kiezen van het uiteindelijke experiment, namen nog eens 186 jongeren deel, via de “Waddist” app.
De Waddist-app wil jongeren dagelijks een stem geven door ze te laten antwoorden op enkele korte vragen over onder meer mentaal welzijn, klimaat, school en alles wat gerelateerd is aan hun leefwereld. Als leerkracht kan je hier ook een vraag suggereren die je bezighoudt en waar je de mening van een honderdtal jongeren op wil.
Brainstormen kan op verschillende manieren: we gebruiken de methodiek van de “rich picture” en werken samen aan een tekening van ‘de ideale school’ en ‘kwalitatieve relaties’ of tekenden samen de concrete experimenten uit in een grote tekening. Zo kan iedereen laten zien wat voor hem/haar belangrijk is en vullen de jongeren elkaar aan, met als eindresultaat een grote tekening. Het verhaal en verloop van de experimenten tekenden we uit in storyboards, wat ons deed nadenken over de verschillende stappen in het experiment.
We gingen ook eens over het muurtje kijken met de “ligthning demos”: hoe doen andere landen of sectoren of bedrijven dat, mensen motiveren? Waar kunnen we inspiratie vinden en hoe kunnen we dat bij ons toepassen? We gebruiken een “vakkenbrainstorm”: waarbij we eerst individueel brainstormen en iedereen 3 ideeën geeft, waar je vervolgens je papier doorgeeft en de persoon naast jou op jouw ideeën verder werkt.
Heel fijne tools om de veelheid aan ideeën vast te pakken die leven onder onze jongeren en samen aan de slag te gaan. Het uiteindelijke en uitgewerkte resultaat van deze sessies, alsook de zogenaamde "quick wins", lees je in een van de volgende blogposts!
Heb je zin gekregen in meer?
Zin om samen meer gelijke onderwijskansen te realiseren? Of om meer te weten te komen over onze andere projecten, methodieken en experimenten? Stuur een berichtje op sofie.beunen@ugent.be of volg ons op instagram @deinnovatiehub.
BRONNEN
[1] Eurostat. (2021, June 24). Continued decline in early school leavers in the EU. Eurostat. https://ec.europa.eu/eurostat/web/products-eurostat-news/-/ddn-20210624-2
[2] Onderwijsinspectie & Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming (Eds.). (2021). Onderwijsspiegel: Jaarlijks rapport van de onderwijsinspectie. In De Onderwijsinspectie (D/2021/3241/048). Lieven Viaene,Inspecteur-generaal.https://www.onderwijsinspectie.be/sites/default/files/2022-06/OS2021-web.pdf
[3] Van Praag, L., Nouwen, W., Van Caudenberg, R., Clycq, N., & Timmerman, C. (2018). Comparative Perspectives on Early School Leaving in the European Union. Routledge.
[4] Groenez, S., Nicaise, I., & De Rick, K. (2009). De ongelijke weg door het onderwijs. In L. Vanderleyden, M. Callens & N. J. (Eds.), De sociale staat van Vlaanderen. Sint-Niklaas: Drukkerij Room.
[5] Van Houtte, M., & Stevens, P. A. J. (2010). The culture of futility and its impact on study culture in technical/vocational schools in Belgium. Oxford Review of Education, 36(1), 23-43.
[6] Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "what" and "why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behaviour. Psychological Inquiry, 11, 227- 268.
[7] Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Intrinsic and extrinsic motivations: Classic definitions and new directions. Contemporary Educational Psychology, 25, 54-67.
[8] Vansteenkiste, M., Lens, W., & Deci, E. L. (2006). Intrinsic versus extrinsic goal-contents in self-determination theory: Another look at the quality of academic motivation. Educational Psychologist, 41, 19-31.
[9] Nathan, S., Hodgins, M., Wirth, J., Ramirez, J., Walker, N., & Cullen, P. (2023). The use of arts‐based methodologies and methods with young people with complex psychosocial needs: A systematic narrative review. Health Expectations.
Comments